De recent uitgezonden serie ‘De Joodse Raad’ (Paula van der Oest, 2024) is veel bekeken en daar was alle aanleiding voor. Het is een prachtige serie waarin geweldig geacteerd wordt, die dwingend een intrigerend verhaal vertelt, die mooi is vormgegeven, en die heel scherp de morele dilemma’s van de hoofdrolspelers blootlegde, vooral van David Cohen, de voorzitter van de Joodse Raad, en zijn dochter Virrie. In die morele dilemma’s zit voor mij een onoverkomelijk probleem. Over de rol van de Joodse Raad is sinds de Bevrijding veel en heftig gestreden. Deze serie gaat voor lange tijd het beeld van deze geschiedenis bepalen. En dat is ook de bedoeling van de makers: de serie heet niet voor niets ‘De Joodse Raad’, en niet ‘Vader en dochter’. Terwijl het in de serie vooral gaat over de verschillende reacties op de jodenvervolging van de vader en de dochter.
Maar het is een aanvechtbare keuze om de geschiedenis van de Joodse Raad vooral als een moreel dilemma van individuele personen te definiëren. Dat zullen de hoofdrolspelers zelf wel zo gevoeld hebben, en zo is het meestal ook beoordeeld. Maar is dat ook zo? Wordt de geschiedenis, ook déze geschiedenis, verklaard door de morele keuzes van individuen. Is dat niet eigenlijk ouderwetse grotemannengeschiedenis is een modern jasje? Als we Bart van der Boom, de auteur van De politiek van het kleinste kwaad mogen geloven, verschilde de houding van de joodse raden in verschillende door de nazi’s bezette landen niet zoveel. Maar dáárdoor werd de effectiviteit van de jodenvervolging niet bepaald. Wat onderscheidend was, was de positie van de Joden in de vooroorlogse maatschappij. Die was per land verschillend.
De tegenwerping ligt natuurlijk voor de hand (en is niet helemaal onterecht): dit is geen geschiedschrijving; dit is fictie, historische fictie. Er wordt van historische feiten een verhaal gemaakt, waarin de kijker (of de lezer) zich kan inleven. Dat inleven is fijn natuurlijk, maar is het ook wáár? Op de Joodse Raad volgt Oppenheimer. Mooie film, daar niet van, maar is de geschiedenis alleen maar een opeenvolging van morele dilemma’s? Daar schuilt een visie op de geschiedenis achter, waar vraagtekens bij gezet kunnen, wat mij betreft moeten worden.
Er worden de laatste decennia veel historische romans gepubliceerd en films en tv-series uitgebracht. Het is moeilijk te kwantificeren of dat meer is geworden dan vroeger. Ik ben er absoluut van overtuigd dat het zo is, maar kan het niet bewijzen. Nog minder kan ik zeggen waarom dit het geval is. Voor tv-series denk ik altijd dat hoe langer geleden de periode waarin het verhaal speelt, hoe meer seks en geweld je straffeloos kan laten zien (of impliceren). Dat heeft natuurlijk commerciële voordelen. Het doet het lekker, en vroeger waren mensen erg onbeschaafd, toch?
Historici zijn vaak kritisch, want de historische fictie neemt het vaak niet al te nauw met de feiten. Mijn kritiek, als historicus, is heel anders. Wat mij betreft mag de auteur van een historische roman met de feiten doen wat hij wil. Voor mij is de ‘echte’ geschiedenis niet heilig. De romanschrijver, schrijft geen geschiedenis, maar een (psychologische) roman die in een andere tijd speelt dan de onze. Wat mij betreft ligt het probleem ergens anders, en dat probleem werd mij door ‘De Joodse Raad’ nog eens extra duidelijk: de auteurs van romans – of die nu in onze tijd spelen, of in een historische context geplaatst worden – zijn geïnteresseerd in de emoties, de driften, de intenties van personages. Dat is ‘toevallig’ waar literatuur over gaat. En dat kan, afhankelijk van de auteur, heel mooi zijn. Maar geschiedenis moet juist afstand nemen van de ervaringen van de direct betrokkenen.
Geschiedbeoefening gaat over iets anders. Geen serieuze historicus gelooft dat de loop van de geschiedenis bepaald wordt door keuzes van individuen, zelfs niet als het om belangrijke historische figuren gaat. Maatschappelijke verhoudingen, lange historische processen zijn lang niet zo onderhoudend, maar oneindig veel interessanter. Het probleem is: over menselijke emoties en morele dilemma’s kunnen we bij de borrel allemaal over meepraten; daar hoef je niets voor te weten. Kan het banaler dan ‘zou ik goed geweest zijn in de oorlog’?
Vind ik dan dat historische fictie moet worden verboden? Natuurlijk niet, maar in alle eerlijkheid beangstigt het mij wel eens hoe dwingend, vooral films en tv-series een eendimensionaal beeld van de geschiedenis aan de kijker, opleggen. Ik merk ook in mijn omgeving dat mijn bezwaren zelden begrepen, laat staan gedeeld worden. Mij wordt verweten dat ik er natuurlijk als historicus (en dan ook nog, ik geeft het grif toe, als een heel strenge historicus) er moeite mee heb, misschien ook met de succesvolle concurrentie. Maar daar gaat het, geloof ik, niet om. Zijn wij niet bezig met zijn allen een blinde vlek te ontwikkelen voor wat de geschiedenis drijft? En heeft dat geen gevaarlijke consequenties voor ons wereldbeeld, en voor de politieke keuzes die we maken?
Volgens Carla moet er meer over waar je vóór bent